Menu

Hoe spreek je Disney uit

Bij mijn ouders thuis stond een 486. Niet dat er ergens in huis gewoon zo’n cijfer stond, een 486 was een computer. En daar kon je achter. Eigenlijk is dat een raar begrip, achter de computer zitten. Je zit er helemaal niet achter. Het was de tijd voor de Pentium I en de CD-ROM. Op de computer stonden een paar spelletjes, zoals Commander Keen. Dat spel heb ik nooit uitgespeeld. We hadden ook “Arc of Noah”, een soort puzzelspel dat mijn vader op zijn werk had gedownload. Dat kon je niet uitspelen, want het was gewoon een puzzelspel. Op gegeven moment kregen we een Disney-spel. Mijn broertje Jasper mocht dat als eerste spelen met mijn vader. Daar waren mijn zusje en ik niet blij mee, maar mijn vader was de baas.

Eigenlijk is dat hele Disney-logo maar iets raars toch? Wij hadden geen TV, dus ik had nooit iemand Disney uit horen spreken. In mijn hoofd was het niet Disney, maar Aisnep. De D lijkt te veel op een A, en de Y is eigenlijk net een P. Een catastrofale ontwerpfout als je het mij vraagt.

We mochten een uur per dag op de computer van mijn vader. Van mijn moeder mocht het langer maar dan zei je het niet tegen papa. Als hij dan thuis kwam kon je zeggen “ik heb nog een half uur” en dan kon je in de avond nog een half uur, met het witte kookwekkertje met de grijze knopjes die heel lekker stroef voelden en de rode opdruk in het Engels, dat ik toen nog niet machtig was.

We hadden ook teken- en schrijfprogramma’s, netjes geïnstalleerd op het besturingsprogramma Windows 3.11. Wordperfect 2.0 en CorelDRAW heetten die programma’s. CorelDRAW gebruikte ik nooit, maar in Wordperfect maakte ik mijn eerste werkstuk. Het ging over auto’s en begon met de zin: “Auto’s: ze zijn natuurlijk niet opeens uit de zee aan komen drijven”. Een ander werkstuk ging over Grizzlyberen. Een heel specifiek onderwerp, waar ik me maar weinig meer van herinner. Ik herinner me wel dat je het dan uit moest printen, en gaatjes laten in de tekst zodat je de afbeeldingen er later met lijm in kon plakken. Het vervelende aan een computerscherm is dat het nooit de echte grootte laat zien. Je moest dus met een liniaal aan de slag en dan echt goed opletten, want het scherm liep een beetje bol.

Ik wilde een boek schrijven en ben er volgens mijn wel 20 keer aan begonnen. Toen we op gegeven moment een Compaq Pentium III kregen ben ik er nooit meer aan begonnen, want de spelletjes waren daar cooler dan de tekstverwerker.

Vind(t) Wilbert leuk Privacyverklaring